Het apostolisch getuigenis
1 HETGEEN
a 1van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen,
bhetgeen wij
2aanschouwd hebben
cen onze handen getast hebben
3van het Woord
4des levens;
2 (
5Want
6het Leven
7is geopenbaard, en
8wij hebben Het gezien, en wij getuigen en verkondigen ulieden
9dat eeuwige Leven,
10Hetwelk bij den Vader was en
11ons is geopenbaard)
3 Hetgeen wij
dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij
12met ons
13gemeenschap zoudt hebben, en deze
14onze gemeenschap ook
15zij 16met den Vader en
17met Zijn Zoon Jezus Christus.
4 En deze dingen schrijven wij u, opdat
18uw blijdschap
19vervuld zij.
In het licht wandelen
5 En dit is
20de verkondiging die wij van
21Hem gehoord hebben, en wij u verkondigen,
ddat God
22een Licht is en
23gans geen duisternis in Hem is.
6 Indien wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben, en wij in
24de duisternis
25wandelen, zo
26liegen wij, en
27doen de waarheid niet.
7 Maar indien wij
28in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap
29met elkander,
e 30en het bloed van Jezus Christus,
31Zijn Zoon,
32reinigt ons van
33alle zonde.
De zonde belijden
8 fIndien wij zeggen dat wij geen zonde hebben,
34zo verleiden wij onszelven, en
35de waarheid is in ons niet.
9 gIndien wij onze zonden
36belijden, Hij is
37getrouw en
38rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid.
10 Indien wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, zo
39maken wij Hem tot een leugenaar, en
40Zijn Woord is niet in ons.